Voorwaardelijke ontbinding arbeidsovereenkomst kan nog steeds

Aanmelden

Met de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) was het niet geheel duidelijk of bij ontslag op staande voet een arbeidsovereenkomst voorwaardelijk kon worden ontbonden. De Hoge Raad heeft echter onlangs bepaald dat dit nog steeds kan.

De invoering van de Wwz heeft tot grote veranderingen geleid op het gebied van het ontslagrecht. De Wwz roept soms echter meer vragen op dan wenselijk is. Zo bestond er discussie over de vraag of het onder het nieuwe recht nog mogelijk is dat de werkgever bij een ontslag op staande voet ook om voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzoekt. De Hoge Raad heeft hier onlangs een duidelijke uitspraak over gedaan.

Onzeker ontslag: onzekere einddatum

Indien een werknemer op staande voet wordt ontslagen, zal deze werknemer hier in de meeste gevallen bij de rechter tegen opkomen en aanvoeren dat het ontslag niet terecht is gegeven. Het risico bestaat dat de kantonrechter de werknemer in het gelijk stelt en het ontslag op staande voet vernietigt. Dit heeft tot gevolg dat de werknemer wordt geacht nooit uit dienst te zijn getreden èn dat zijn loon met terugwerkende kracht moet worden doorbetaald.

Oude situatie

Om te trachten dit risico te vermijden dienden werkgevers onder het oude (tot 1 juli 2015 geldende) recht vrijwel altijd een voorwaardelijk ontbindingsverzoek in waarin de kantonrechter werd gevraagd om de arbeidsovereenkomst alsnog te ontbinden, indien zou blijken dat het ontslag op staande voet geen stand hield.

Aangezien er onder het oude recht geen hoger beroep openstond tegen de ontbindingsbeschikking, verkreeg de werkgever op deze manier (als het verzoek tot voorwaardelijke ontbinding werd toegewezen) zekerheid over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Mocht het ontslag op staande voet worden vernietigd en de arbeidsovereenkomst worden hersteld, dan eindigde de arbeidsovereenkomst (en de verplichting om loon door te betalen) alsnog per de datum dat de kantonrechter deze voorwaardelijk had ontbonden en werd de verplichting om loon door te betalen (tot die datum) beperkt.

Nieuwe situatie

Na de invoering van de Wwz was het onduidelijk of een voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst nog mogelijk was. Onder het nieuwe recht bestaat er – in tegenstelling tot het oude recht – de mogelijkheid om hoger beroep en cassatie tegen de ontbindingsbeschikking in te stellen.

Hierdoor kunnen partijen ‘doorprocederen’ en kan het jaren duren voordat het duidelijk is of de arbeidsovereenkomst al dan niet is beëindigd door het ontslag op staande voet of de voorwaardelijke ontbinding. Daarmee is een belangrijk argument onder het oude recht om de voorwaardelijke ontbinding toe te staan (te weten: zekerheid voor de werkgever) onder de Wwz niet langer van toepassing. De Kantonrechter Enschede zag om deze reden aanleiding om zogenaamde prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen.

Hoge Raad

De Hoge Raad oordeelt dat een werkgever die een werknemer op staande voet heeft ontslagen óók onder de Wwz de kantonrechter kan verzoeken om de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden. Daarbij kan de werkgever slechts de voorwaarde stellen dat het ontslag op staande voet door dezelfde rechter (de rechter in dezelfde instantie/aanleg) wordt vernietigd.

De werkgever mag aan het verzoek dus niet (ook) de voorwaarde verbinden, dat de arbeidsovereenkomst door de hoger beroepsrechter (Hof) wordt hersteld. Daarmee zou de werkgever – geparafraseerd – de hogere beroepsrechter te veel ‘voor de voeten lopen’: die rechter moet geheel vrij zijn rechten en verplichtingen opnieuw vast te stellen, aldus de Hoge Raad.

De Hoge Raad geeft verder aan dat de kantonrechter de twee verzoeken, te weten het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet en het ontbindingsverzoek, zoveel mogelijk gelijktijdig dient te behandelen en te beoordelen, hoewel het twee verschillende rechtsfiguren betreft. Het is niet vereist dat aan beide verzoeken dezelfde feiten en omstandigheden ten grondslag liggen. Zo kan er op basis van de feiten worden geoordeeld dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt, maar dat de feiten en omstandigheden wel een redelijke grond voor ontbinding vormen.

Voorwaardelijke ontbinding

Onder het huidige recht is voorwaardelijke ontbinding dus nog steeds mogelijk. Deze voorwaardelijke ontbinding ziet evenwel slechts op de vernietiging van het ontslag bij de kantonrechter. De onzekerheid van de voor een werkgever negatieve uitkomst in hoger beroep kan niet worden afgeweerd met een voorwaardelijk ontbindingsverzoek voor de kantonrechter. Na de uitspraak van de kantonrechter (ontslag nietig/arbeidsovereenkomst ontbonden) behoeft in elk geval tot een onverhoopt andersluidende uitslag in hoger beroep geen loon te worden betaald.

Bron: accountant.nl en zie ook Uitspraak Hoge Raad